Jes.40:18-26

Met wie wil je God vergelijken,
hoe is hij uit te beelden?

Met een godenbeeld misschien?
Dat is door een ambachtsman gemaakt,
door een edelsmid overtrokken
met goud en zilverbeslag.

Met een beeld, opgericht op een bergtop?
Dat is maar een stuk hout dat niet vermolmt,
met zorg gekozen door een vakman,
die een godenbeeld wil maken dat niet omvalt.

Weet je het niet? Heb je het niet gehoord?
Is het je niet van meet af aan verteld?
Is het niet al helder sinds de grondvesting van de wereld?

Hij troont boven de schijf van de aarde
– haar bewoners zijn als sprinkhanen –,
hij spreidt de hemel uit als een doek,
spant hem uit als een tent om in te wonen.

Hij maakt vorsten nietig,
de leiders van de aarde onbeduidend:

nauwelijks zijn ze geplant, nauwelijks gezaaid,
nauwelijks hebben ze wortel geschoten,
of hij blaast over hen, en ze verdorren
en de stormwind neemt hen op als kaf.

Met wie wil je mij vergelijken, zegt de Heilige,
aan wie ben ik gelijk te stellen?

Kijk omhoog: wie heeft dit alles geschapen?
Hij laat het leger sterren voltallig uitrukken,
hij roept ze bij hun naam, een voor een;
door zijn kracht en onmetelijke grootheid
ontbreekt er niet één.