1Tess.1:1-5

De eerste brief aan de Tessalonicenzen

Van Paulus, Silvanus en Timoteüs. Aan de gemeente in Tessalonica, die toebehoort aan God, de Vader, en de Heer Jezus Christus. Genade zij u en vrede. Noot Genade zij u en vrede – Andere handschriften lezen: ‘Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en de Heer Jezus Christus’.

Wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden
en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer.
God heeft u lief, broeders en zusters. Wij weten dat hij u heeft uitgekozen:
onze verkondiging aan u overtuigde immers niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige Geest. U weet hoeveel we voor u hebben betekend toen we in uw midden waren.

Rom.10:9-13

Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered.
Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered.
Want de Schrift zegt: ‘Wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’
En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die hem aanroepen,
want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’

Mat.22:37-40

Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dat is het grootste en eerste gebod.
Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’

Mat.22:37-40

Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dat is het grootste en eerste gebod.
Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’

1Kor.14

Profetie en klanktaal

Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest, vooral naar die van de profetie.
Iemand die in klanktaal spreekt, spreekt niet tot mensen maar alleen tot God. Niemand kan hem verstaan, want door toedoen van de Geest spreekt hij onbegrijpelijke taal.
Maar iemand die profeteert spreekt tot mensen, en wat hij zegt is opbouwend, troostend en bemoedigend.
Iemand die in klanktaal spreekt is daar alleen zelf bij gebaat; iemand die profeteert doet dat ten bate van de gemeente.
Ik zou willen dat u allen in klanktaal kon spreken, maar ik wil nog liever dat u profeteert. Iemand die profeteert is nuttiger dan iemand die in klanktaal spreekt, tenzij hij uitlegt wat hij zegt, zodat de gemeente er baat bij heeft.

Broeders en zusters, welk nut zou ik voor u hebben als ik bij u in klanktaal zou spreken zonder u tegelijk iets te openbaren, zonder kennis door te geven of iets te profeteren, of zonder u te onderwijzen?
Het is als met een instrument, bijvoorbeeld een fluit of citer. Als er geen verschil tussen de tonen is, hoe kan men dan horen welke melodie er wordt gespeeld?
En als een trompet een onduidelijk signaal geeft, wie maakt zich dan gereed voor de strijd?
Voor u geldt hetzelfde: hoe moet men u begrijpen als u in onverstaanbare klanken spreekt? Uw woorden verdwijnen in het niets.
Er zijn ik weet niet hoeveel talen in de wereld en ze hebben allemaal betekenis.
Als ik de taal van iemand die tot mij spreekt niet ken, blijven we vreemdelingen voor elkaar.
Dit geldt ook voor u: als u zo graag geestelijke gaven bezit, moet u ernaar streven uit te blinken in de opbouw van de gemeente.

Daarom moet iemand die in klanktaal spreekt bidden om de gave die te kunnen uitleggen.
Wanneer ik namelijk in klanktaal bid, bid ik weliswaar met mijn geest, maar doe ik niets nuttigs met mijn verstand.
Dus wat moet ik doen? Ik moet bidden met mijn geest, maar ook met mijn verstand; ik moet zingen met mijn geest, maar ook met mijn verstand.
Als u God alleen maar dankzegt met uw geest, hoe zou dan iemand die net als een buitenstaander uw klanktaal niet verstaat, uw woorden met ‘amen’ kunnen bevestigen? Hij begrijpt niet wat u zegt.
Het is natuurlijk goed dat u God dankzegt, maar op die manier is een ander er niet bij gebaat.
Ik dank God dat ik meer dan u allen de gave heb in klanktaal te spreken;
maar om in de gemeente anderen te onderwijzen, gebruik ik liever een paar begrijpelijke woorden dan ontelbaar veel in klanktaal.

Broeders en zusters, wees in uw denken niet als kinderen. Wees kinderen in het kwaad, maar wees in uw denken volwassen.
Er staat in de wet: ‘Ik zal tot dit volk spreken door mensen die vreemde talen spreken, door de mond van vreemdelingen, en zelfs dan zullen ze niet naar mij luisteren – zegt de Heer.’
Klanktaal is dus een teken dat niet bestemd is voor gelovigen maar voor ongelovigen, en profeteren is niet voor ongelovigen maar voor gelovigen.
Wanneer namelijk de hele gemeente samenkomt en iedereen zich in klanktaal uit, zullen ongelovige buitenstaanders die de samenkomst bezoeken dan niet zeggen dat u krankzinnig bent?
Maar profeteert iedereen, dan zal een ongelovige buitenstaander door iedereen worden beoordeeld en terechtgewezen.
Alles wat hem heimelijk beweegt zal aan het licht komen en dan zal hij zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden: ‘Werkelijk, God is in uw midden.’

Broeders en zusters, wat betekent dit voor uw samenkomsten? Wanneer u samenkomt draagt iedereen wel iets bij: een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan. Laat alles tot opbouw van de gemeente zijn.
Er mogen twee, hoogstens drie van u in klanktaal spreken, ieder op zijn beurt en bovendien met iemand die de uitleg geeft.
Is er niemand die dit kan, dan moeten ze zwijgen en alleen voor zichzelf tot God spreken.
Laat van hen die profeteren er telkens twee of drie spreken; daarna moeten de anderen het beoordelen.
Wanneer aan iemand die nog op zijn plaats zit iets geopenbaard wordt, moet degene die op dat moment spreekt verder zwijgen.
U kunt ieder op uw beurt profeteren, zodat ieder van u kan worden onderwezen en bemoedigd.
En wie profeteert heeft macht over zijn geest,
want God is niet een God van wanorde maar van vrede. Zo is het in alle gemeenten van de heiligen.

Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat.
Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.

Heeft het woord van God zich soms verspreid vanuit uw gemeente? Of heeft het enkel u bereikt?
Wie van u denkt te kunnen profeteren of in het bezit van de Geest te zijn, dient te erkennen dat wat ik u schrijf een bevel van de Heer is.
Doet hij dat niet, dan wordt hij zelf niet erkend.
Kortom, broeders en zusters, streef ernaar te profeteren en verhinder niet dat er in klanktaal gesproken wordt.
Alles moet op gepaste wijze en in goede orde gebeuren.

Jes.40:18-26

Met wie wil je God vergelijken,
hoe is hij uit te beelden?

Met een godenbeeld misschien?
Dat is door een ambachtsman gemaakt,
door een edelsmid overtrokken
met goud en zilverbeslag.

Met een beeld, opgericht op een bergtop?
Dat is maar een stuk hout dat niet vermolmt,
met zorg gekozen door een vakman,
die een godenbeeld wil maken dat niet omvalt.

Weet je het niet? Heb je het niet gehoord?
Is het je niet van meet af aan verteld?
Is het niet al helder sinds de grondvesting van de wereld?

Hij troont boven de schijf van de aarde
– haar bewoners zijn als sprinkhanen –,
hij spreidt de hemel uit als een doek,
spant hem uit als een tent om in te wonen.

Hij maakt vorsten nietig,
de leiders van de aarde onbeduidend:

nauwelijks zijn ze geplant, nauwelijks gezaaid,
nauwelijks hebben ze wortel geschoten,
of hij blaast over hen, en ze verdorren
en de stormwind neemt hen op als kaf.

Met wie wil je mij vergelijken, zegt de Heilige,
aan wie ben ik gelijk te stellen?

Kijk omhoog: wie heeft dit alles geschapen?
Hij laat het leger sterren voltallig uitrukken,
hij roept ze bij hun naam, een voor een;
door zijn kracht en onmetelijke grootheid
ontbreekt er niet één.

1Joh.4:7-8

Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God.
Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde.

Hand.17:27-28

Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is.
Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.”

Jer.29:11-13

Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de HEER. Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk: ik zal je een hoopvolle toekomst geven.
Jullie zullen mij aanroepen en tot mij bidden, en ik zal naar jullie luisteren.
Jullie zullen mij zoeken en ook vinden, als jullie mij tenminste met hart en ziel zoeken.

Ez.16:6-8

Toen kwam ik voorbij en zag hoe je in je bloed lag te spartelen. Ik zei tegen je, terwijl je onder het bloed zat: “Leef! Blijf in leven, bedekt met bloed als je bent.”
Ik liet je groeien als een bloem in het veld: je groeide, je werd groot en je werd hoe langer hoe mooier. Je kreeg stevige borsten, je kreeg schaamhaar, maar je was nog helemaal naakt.
Ik kwam voorbij en zag dat je rijp was voor de liefde, ik spreidde mijn mantel over je uit om je naaktheid te bedekken. Ik zwoer je trouw, ik sloot een verbond met je – spreekt God, de HEER – en je werd de mijne.